Alles mag, als het maar binnen de afspraken blijft

De integriteit van wethouders, burgemeesters en andere bestuurders stond in het voorjaar van 2000 nadrukkelijk ter discussie. Niet alleen door de manier waarop Bram Peper het Rotterdams belang en dat van de familie Peper met elkaar had vermengd. Ook andere bestuurders, in Amsterdam de VVD-er Harry Groen bijvoorbeeld, speelden een belangrijke rol bij het slechte imago dat politieke bestuurders zichzelf bezorgen. Als Peper zijn Rotterdamse declaraties verdedigde, legde hij uit dat alles wat hij destijds deed, in het belang van Rotterdam was. Dat meende hij vast in volle overtuiging, alleen wordt daarmee duidelijk dat hij van mening is dat een burgemeester de bevoegdheid heeft om te bepalen wat er in een gemeente moet gebeuren en wat in het belang van de stad is.

Dat de burgemeester de baas is in een gemeente is een akelig, maar helaas wijd verbreid misverstand. Sinds het TV-programma Swiebertje, denkt het overgrote deel van de Nederlanders dat de burgemeester de baas is in de gemeente. Eind jaren tachtig, toen ik wethouder was, moest ik regelmatig de groeten aan mijn baas doen. Van willekeurige burgers in Diemen, maar ook een keer van de toenmalige burgemeesterslobbyist van de PvdA. Hij keek er heel serieus bij en is later zelf ook burgemeester geworden.

Een burgemeester heeft wel eigen bevoegdheden, maar die beperken zich tot de openbare orde. Of iets in het belang van de stad of het dorp is, wordt niet bepaald door de burgemeester in zijn eentje, maar door de gemeenteraad of onder verantwoordelijkheid van de gemeenteraad door het college van burgemeester en wethouders. Daarbij kan de burgemeester een inspirerende rol hebben, maar dat ligt niet aan de functie, maar aan het vermogen om te inspireren en creatief te denken.

Aangezien de burgemeester niet de baas is van de gemeente, is de gemeentekas ook niet een onderdeel van de eigen portemonnee. Dat betekent niet dat een burgemeester of een wethouder niet mag declareren. Als er uitgaven gedaan worden ten behoeve van de gemeente is dat zelfs niet meer dan normaal. Daarbij is het ook niet uitgesloten dat er in bepaalde gevallen ook gedeclareerd wordt voor partners. Alleen in echt normale gevallen zijn daar van tevoren afspraken over gemaakt en wordt dat niet door de wethouder of de burgemeester naar eigen inzicht geregeld. De Rotterdamse hoogleraar Van Schendelen verklaarde enkele weken voor de val van Peper in de Volkskrant, dat hij vreesde dat er uit het rumoer rond de vorige burgemeester van Rotterdam verkeerde lessen zouden worden getrokken, namelijk die van domme fatsoensrakkerij. Van Schendelen: ‘Een fatsoenlijke overheid is de rampzaligste die je kunt hebben. Maar een overheid moet zijn kreukbaarheid altijd kunnen verantwoorden, dat wel.’

Ik onderschrijf vanuit mijn ervaring in het openbaar bestuur dat standpunt van Van Schendelen. Een openbaar bestuur dat het vooral belangrijk vindt, dat men zelf niet in opspraak komt, zal geen risico’s durven nemen en dus ook weinig bereiken. Je blijft niet de grootste haven ter wereld als je geen handel durft te doen met Zuid-Amerikaanse, Oost-Europese en Afrikaanse machthebbers. En daar zijn nou eenmaal mensen bij met een andere manier van zaken doen. Van Schendelen gaat verder dan ik zou willen gaan door te stellen dat je als burgemeester niet kunt opereren zonder een redelijk ruim mandaat, ook op financieel gebied. Van Schendelen: ‘Dat mag best in de schemering gebeuren, zonder dat iemand het ziet. Maar je moet achteraf alles helemaal kunnen uitleggen.’ Over Peper merkt Van Schendelen nog op: ‘Het gaat om peanutsbedragen. Een boottochtje met je vrouw, als dat twaalfduizend gulden kost is het veel. Waar hebben we het over?’ We hebben het over het openbaar bestuur en niet over een eigen zaak, waar de eigenaar-directeur naar eigen goeddunken en vooral voor eigen rekening en risico beslissingen neemt en aankopen doet.

In een gemeente is de gemeenteraad het hoogste gezag. In de raad moet besloten worden of de gemeente de grootste haven ter wereld wil blijven. Voor de uitvoering van dat beleid is het college van B&W verantwoordelijk. B&W moet besluiten hoever individuele leden van het college intern en in hun externe contacten mogen gaan. Daar moet ook besloten worden wanneer partners mee mogen en op welke voorwaarden. Of die partners dat willen, bepalen ze hopelijk zelf. In B&W moet ook besloten worden wat er gebeurt met relatiegeschenken. Alles mag, als het maar binnen de gemaakte afspraken blijft en als er verantwoording over wordt afgelegd.

Het meest verbazende van de kwestie rond Groen vond ik de uitspraak dat in B&W van Amsterdam na zijn val afspraken zouden worden gemaakt over gedragsregels. In Diemen deden we dat in 1986, toen ik wethouder werd, aan het begin van de collegeperiode, op initiatief van de burgemeester. Het bevreemdt mij, dat dergelijke afspraken in Amsterdam niet gemaakt zijn aan het begin van de rit. Het verbaast mij niet, dat dergelijke afspraken in de periode 1982-1998 in Rotterdam achterwege zijn gebleven. Die burgemeester had daar geen belang bij.

terug home