Mijn afscheid van de PvdA
Per 1 maart 2002 heb ik afscheid genomen van de PvdA. Na 31
jaar lid te zijn geweest, waarvan 28 jaar zeer actief, heb ik het voor gezien
gehouden. Ik heb in die 28 jaar zeer veel functies vervuld, bijna allemaal met
plezier. De laatste vier jaar is dat plezier echter in hoog tempo afgenomen.
Alleen in mijn raadslidmaatschap in Diemen bleef ik plezier houden. Vooral door
de zeer goede verstandhouding in die fractie. Ik heb in die laatste vier jaar
een paar keer fors mijn kop gestoten in de PvdA. In 1999 had ik mij kandidaat
gesteld voor de provinciale staten. Ik had gelezen dat het gewest Noord-Holland
nieuwe statenleden wilde, kandidaten die in staat waren contact met de kiezers
te krijgen en die in staat waren een politiek verhaal over het voetlicht te
brengen. Ik had het jaar daarvoor als lijstduwer 6% van de stemmen gehaald in
Diemen en daarmee een extra zetel voor de PvdA binnengehaald. Ik vertelde daar
enthousiast over in mijn gesprek met de kandidaatstellingscommissie. Ik kreeg
als reactie, dat ik dus de zetel van de nummer vijf van de kandidatenlijst had
ingepalmd. De commissie had haar huiswerk goed gedaan. Ik belandde op de
alfabetische lijst. Van de meeste statenleden heb ik in de drie jaar daarna als
gemeenteraadslid in Diemen voor de PvdA nooit meer iets mogen vernemen. In
diezelfde periode solliciteerde ik naar een baan bij het Centrum voor Lokaal
Bestuur. Het Centrum zocht een medewerker die de raadsleden in het land met raad
en daad bij kon staan. Die baan leek me echt het einde en het was de afgelopen
jaren vaak gebeurd, dat het partijbureau mijn naam noemde aan
gemeenteraadsfracties of aan individuele raadsleden als ze een advies nodig
hadden. Regelmatig werd ik thuis gebeld met het verzoek om mee te denken.
Daarbij hield ik van schrijven, misschien niet zo wetenschappelijk als ze bij
de Wiardi Beckman Stichting gewend waren, maar wel snel, uiterst praktisch en
zeker leesbaar. Hoewel ik voor een gesprek werd uitgenodigd, bleek dat vooral
bedoeld om mij uit te leggen waarom ik het niet werd. Gevreesd werd dat ik niet
als tweede persoon in de betrekkelijk kleine organisatie, die het
wetenschappelijk bureau is, zou kunnen functioneren. Daarbij was directeur Paul
Kalma bang dat mijn grappen verstorend zouden werken in de organisatie. In de jaren dat ik
vrijwillig arbeid verrichtte op het partijbureau was dat allemaal geen probleem.
Een half jaar na mijn afwijzing kreeg ik een telefoontje van een raadslid, of ik
misschien wilde adviseren over een probleem in de fractie. Hij had mijn naam
van iemand op het partijbureau gekregen.
In het najaar van 2000 heb ik mij kandidaat gesteld voor
het landelijk partijbestuur. In mijn motivering gaf ik aan dat het tegenhouden
van het lijsttrekkerschap van Ad Melkert een van mijn drijfveren was. Ik vreesde
dat onder zijn leiding de PvdA snel zou verworden tot een partij waarin het
netwerk van de ‘old boys’ de macht uitsluitend nog onder elkaar zou
verdelen. Zijn pleidooi voor een snelle rehabilitatie van Bram Peper was voor
mij de druppel die de emmer deed overlopen. Mijn woede daarover uitte ik in een
column in het afdelingsblad van Diemen. ‘Als Ad Melkert lijsttrekker wordt van
de PvdA, zal ik geen PvdA stemmen.’ Dat leek op dat moment niet erg, kiezers
genoeg tenslotte.
Op het congres waarop het partijbestuur werd gekozen, bleek
ik een van de ruim twintig kandidaten die het kandidaatstellingsformulier
verkeerd hadden ingevuld. Met een vette grijns op zijn gezicht haalde
congresvoorzitter Hans Ouwerkerk een streep door onze namen. Wij waren van het
ene moment op het andere geen kandidaat meer. Als reactie hierop schreef ik een
ingezonden briefje naar het landelijk partijblad, waarin ik het voorzitten van
Hans Ouwerkerk als ondemocratisch betitelde en hem ook ongeschikt achtte voor
de functie van voorzitter van de onafhankelijke kandidaatstellingscommissie voor
de Tweede Kamer. Hij had tijdens het congres naar mijn overtuiging duidelijk
gemaakt dat hij het congres niet voorzat ten dienste van het congres, maar als
schandknaap van de partijtop. Geen wonder als je bedenkt dat Hans al zijn
benoemingen aan de partij en haar top te danken heeft. Nooit kwam een
burgemeester die vanwege falen had moeten aftreden zo snel en triomfantelijk
terug als uitgerekend Hans Ouwerkerk. Dat schept kennelijk verplichtingen.
Niet gespeend van enige zelfkritiek stelde ik mij kandidaat
voor de verkiezingen voor de Tweede Kamer van 2002. Ondanks drie mooie
aanbevelingen van (inderdaad) bevriende partijgenoten, waaronder twee wethouders
kreeg ik een standaardbriefje, dat ik, gezien het grote aantal geschikte
kandidaten, niet in aanmerking kwam voor een plaats op de lijst. Dat bevreemde
mij niet, ik ben een witte man van rond de vijftig en daar heeft de PvdA er meer
dan genoeg van. Ik ben heus wel zo reëel om niet achter iedere mislukking een
complot te zoeken. Waar ik wel eerst verbaasd, later verontrust en uiteindelijk
boos over werd, was het feit dat ik ook geen kandidaat meer was. Als de
kandidaatstellingscommissie niet met je wil praten, dan heb je geen enkele
mogelijkheid om daartegen in beroep te gaan. De PvdA kende vroeger een gesloten
en getrapte kandidaatstelling. Je moest je in een afdeling presenteren, die
afdeling besliste of je door werd gestuurd naar het gewest en daar moest je je
andermaal verdedigen. Maar als je in die periode kandidaat werd gesteld, dan was
je het ook.
Tegenwoordig bepaalt een zogenaamd onafhankelijke commissie
niet alleen of je op de ontwerplijst komt, maar ook of je wel of geen kandidaat
bent. De zogenaamde democratisering van de kandidaatstelling, iedereen mag zich
kandidaat stellen en je wordt daartoe zelfs via advertenties in kranten toe
opgeroepen, is verworden tot een vorm van coöptatie, die zijn weerga niet kent.
Een andere zorgelijke ontwikkeling is de opmars van de
partijbureaucraten. Steeds vaker treden medewerkers van het partijbureau op als
de officiële woordvoerders van de partij. Een jaar of vijf geleden signaleerde
PvdA-medewerker Jacques Monasch in een meesterlijke column, dat hij steeds vaker
gemeenteambtenaren op de lokale televisie het beleid hoorde uitleggen. ‘Als de
lokale en provinciale politiek enig smoel wil krijgen moet ze ambtenaren
verbieden nog langer voor de media het woord te voeren. De politicus is
verkiesbaar, aanspreekbaar, verantwoordelijk en moet zichtbaar aanwezig zijn’,
formuleerde hij in Lokaal Bestuur van maart 1997. Dat gevoel bekruipt mij als ik
steeds vaker in mijn krant lees dat ene mevrouw Annelies Spork namens het
partijbestuur de woordvoerder is. Stond die mevrouw wèl op kandidatenlijst voor
het partijbestuur. Nee natuurlijk niet, dat weet ik ook wel, want ik ken die
mevrouw al jaren. Ze was eerst directeur van wat ooit de Stichting Vorming PvdA
was. Tijdens mijn wethouderschap werd ik vaak gebeld of ik iets kon doen voor
die club. Nadat mijn wethouderschap was geëindigd, kwamen dergelijke verzoeken
ook niet meer. Een bevriende wethouder overkwam hetzelfde. Nog geen maand na
haar benoeming tot burgemeester werd ze opeens weer gebeld door Annelies Spork,
met de vraag of ze iets wilde voorzitten. Ze was opeens weer belangrijk
geworden. Ik bleef raadslid en werd dus nooit meer belangrijk genoeg om ergens
voor gevraagd te worden.
Aan het einde van 2001 besloot de afdelingsvergadering van
de PvdA in Diemen met twaalf tegen elf stemmen dat ik niet op de lijst mocht
voor de gemeenteraadsverkiezingen, zelfs niet als lijstduwer. Wat zeg ik zeker
niet als lijstduwer, want ik zou gekozen worden. Ook hierbij kwam weer het
verwijt van de indiener van het voorstel om mij te wippen, dat ik vier jaar
geleden een zetel van de PvdA had ingepikt. Een roemloos einde leek in het
verschiet. Ik had een mooie toekomst achter mij. Voor mij de zondvloed.
Nadat de Diemer Courant het nieuws van mijn demasqué als
opening had gebracht, werd ik gebeld door de beoogd lijsttrekker van Leefbaar
Diemen, Rosali Herder. Of ik geen zin had om met hen mee te doen. Rosali had me
twee jaar eerder al gevraagd om me bij deze nieuwe partij aan te sluiten.
Eerlijk is eerlijk, ik had nog helemaal geen zin om op te houden met de lokale
politiek. Dat kon ik mijn echtgenote en mijn kinderen toch niet aandoen. Iedere
avond gefrustreerd thuis gaan zitten, omdat ik met een stem verschil door
minder dan één promille van de inwoners was weggestemd. Een aantal intensieve
gesprekken volgde. Wat ik mij voorstelde van mijn rol in Leefbaar Diemen, wat
zij zich voorstelden van mijn immer dominante aanwezigheid. Na een paar weken
waren we eruit, dat moest ook wel, want het was inmiddels half januari en dus
ongeveer een week voor de officiële kandidaatstelling. We maakten met zijn
vijven de eindversie van het verkiezingsprogramma. Ik kreeg er zin in. Iets
nieuws beginnen, is echt ook heel leuk. Het werd mij wel absoluut verboden om
voor mijzelf campagne te voeren. ‘Geen egotripperij’, was de boodschap.
Vier jaar daarvoor had ik die zes procent van de stemmen gehaald met een
uitgekiende campagnestrategie, die de lijsttrekker van de PvdA en ik samen
hadden bedacht. Hoewel ik besloot om over te stappen naar Leefbaar Diemen,
vonden zowel de PvdA als Leefbaar Diemen het een goed idee dat ik de
collegeperiode als lid van de PvdA-fractie af zou maken. Dit is zeer opmerkelijk
en dit ondanks het feit dat de partij Leefbaar Diemen zich nogal afzette tegen
de traditionele manier van politiek bedrijven van de plaatselijke afdelingen van
de landelijke partijen.
In de aanloop naar de verkiezingen maakte ik mij zorgen.
Die kwart kiesdeler, die de kieswet voorschrijft voor een voorkeurszetel, dat
leek me geen probleem. Ook al deelden veel vaste kiezers mij mee, zeker vijf
mensen belden mij op, dat ze dit keer niet op mij, maar op de PvdA zouden
stemmen. Waar ik wel angst voor had, was dat we als Leefbaar Diemen net geen
tweede zetel zouden halen. Een lijsttrekker haalt tenslotte altijd meer stemmen
dan een lijstduwer. Net geen tweede zetel zou dan alsnog het einde betekenen van
mijn lidmaatschap van de gemeenteraad. Op zes maart bleek dat we met vijf zetels
de grootste partij werden, ik haalde weliswaar minder stemmen dan vier jaar
daarvoor, maar haalde nu ruim vier procent van de stemmen. In totaal verloor de
PvdA twee van de vijf zetels. Alle vijf de traditionele partijen verloren
overigens fors. Een andere lokale partij behaalde ook nog twee zetels. Zowel de
VVD als GroenLinks zaten in Diemen in de landelijke top vijf van grootste
verliezers. Dankzij Leefbaar Diemen werd ons dorp in een adem genoemd met
Rotterdam, Zaandam, Almere, Eindhoven en de Haarlemmermeer. Na de
collegeonderhandelingen bleek er een verschil tussen Diemen en de andere vijf
uit het rijtje. De PvdA kwam in Diemen wel terug in het college. Leefbaar Diemen
leverde twee wethouders in deeltijd, en één van hen ben ik. De PvdA hield één
fulltime wethouder over.
Op 15 mei
2003 heb ik, net als bij de gemeenteraadsverkiezingen van 6 maart, geen PvdA
gestemd. Op 6 maart stemde ik op mijzelf, maar op 15 mei stemde ik tegen Ad
Melkert. Ik verwacht niet dat het ooit nog goed komt tussen mij en de PvdA. Ik
heb besloten mij nog uitsluitend lokaal in te zetten. Vaak samen met de mensen
van de plaatselijke PvdA, soms daartegen in. Maar ik ben vast niet de enige die
afgeknapt is op het cultuurtje binnen de PvdA. Om die mensen terug te winnen is
het een absolute voorwaarde, dat de PvdA tegenspraak weer op prijs stelt, want
alleen tegenspraak brengt ons verder. Een partij waar natuurlijk plaats is voor
een partijtop, maar waar die top zijn plek moet verdienen en hem niet cadeau
krijgt voor bewezen diensten. Een partij ook met een partijbureau, maar niet een
partijbureau waar de medewerkers de dienst uitmaken, maar een partijbureau dat
ten dienste staat aan die partij. Een partij waar voor mijn part plaats is voor
mensen als Ad Melkert, Hans Ouwerkerk en Annelies Spork. Maar waar dan ook
plaats is voor mensen, die er ongeveer zo over denken als ik. Een absolute
voorwaarde daarvoor is dat de democratische spelregels binnen de PvdA niet
ondergeschikt moeten worden gemaakt aan de gevoelens van de partijtop, maar een
echte doorstroming mogelijk moet maken. Ruud Koole heeft hierover in zijn boek
‘De opkomst van de moderne kaderpartij’ zinnige dingen geschreven. Hopelijk
lukt het hem om zijn theorie in de praktijk te brengen.
terug
home